DE GEVEL

Een typische gevel

Kraków, 14 april 2000

Een ruimte wordt omsloten.

Zo kan gesteld worden, dat een kamer aan 6 zijden omsloten is.

Tot zover vertoont deze kolom aantoonbare overeenkomsten met een vorige. Maar niet voor niets heeft dit verhaal een andere titel.

Klooster in Vaals

Dom. H. Van der Laan, architect-monnik en grondlegger van de Bossche school in de Nederland, zei ooit dat een ruimte ontstaat door de afsluiting met massa.

De gevel is een speciale afbakening van de ruimte. Het is de afbakening tussen binnen en buiten. In de moderne architectuur, de jaren 20, was het motto: LICHT, LUCHT en RUIMTE.

De leden van de Amsterdamse school, de volgelingen van de architect Berlage, bouwden ook al sociale woningbouw. Maar in hun visie was het stadsbeeld, het straatbeeld, belangrijker dan wat er de gevel verscholen ging. Hun woningen, maar eigenlijk moeten we van hun "straten" spreken, kenmerken zich door de zware, plastisch gevormde, metselwerk gevels met relatief kleine ramen. De kleine achterliggende woningen behoorde men bij voorkeur vol te zetten met zware eikenhouten meubelen. Hoewel de leefomstandigheden in deze woningen al veel beter waren dan in de beruchte 19de-eeuwse sloppenwijken - gebouwd in een tijd, dat de "massa" naar de stad kwam -, was het in de ogen van de modernen nog verre van ideaal. De leefomstandigheden van de arbeider konden en moesten nog veel beter. Het bovengenoemde motto werd het thema in hun architectuur. De ramen werden groter en konden zelfs open. Om in de woning ruimte te besparen, ontwierp de idealistische architect er zelfs speciale luchtige meubeltje bij. Door een optimalisatie van het materiaalgebruik konden deze woningen tevens goedkoper en meer industrieel gebouw worden. Het is niet voor niets dat het modernisme - inmiddels geheel verdwenen in het westen - in de jaren tachtig in Oost-Europa een ware revival kende, vooral door een gebrek aan economische middelen.

Nowa Huta, Krakow, Polen

Nee, dan had de oude Jozef het beter begrepen. De "arbeider" zat helemaal niet te wachten op het utopistische wereldbeeld van de socialistische bourgeois. De "arbeider" wilde niet op een stalen kampeerstoel zitten; hij wilde wonen als een kasteelheer met een lederen bankstel en een eikehouten dressoir. De woningen in het arbeidersparadijs moesten er dan ook zwaar en degelijk uitzien. De paleizen van de werkende klasse. Er zijn echter veel "arbeiders" en de middelen te beperkt om die paleizen in marmer uit te voeren. De gevel van een paleis met daarachter een honderdtal eenkamerappartementen, uit te voeren in het grauw beton. Het communistisch classicisme was geboren.

De Spaanse postmodernist Bouville - excuses indien ik de naam verkeerd heb gespeld - die een soort woon-paleizen bouwde in Parijs, met kamertjes in overgedimensioneerde zuilen, was dan ook eigenlijk helemaal geen westerse Postmodernist. Hij was slechts een stalinistisch verlengstuk van het sovjetimperium, een communistisch classicus.

Eigenlijk hadden de modernisten in de sociale woning-bouw niet echt de gelegenheid om hun kunnen te tonen. Meer gelegenheid was er bij private opdrachtgevers. De vrijstaande villa, dan wel de bungalow. Daar waar Van der Laan sprak over het afbakenen van de ruimte door middel van massa, probeerden de modernen juist de overgang van binnen naar buiten zo transparant mogelijk te maken. Grote gevelvlakken, liefst tot op de grond, moeten het idee geven dat de woonkamer vloeiend over gaat in het terras en het terras weer overgaat in het gazon. De natuur wordt de woning binnen gehaald. En in extreme werd dit thema, met name licht en lucht, door de architecten Duiker en sanatorium Zonnestraal Bijvoet uitgewerkt in het sanatorium Zonnestraal (nabij Hilversum). Een sanatorium ten behoeve van tuberculose patiënten, een ziekte waar voor de oorlog eigenlijk slechts één medicijn tegen bestond: Rusten in de gezonde buitenlucht. De gevels, geheel uitgevoerd in glas, van de patiëntenkamers in dit sanatorium grenzen dan ook steevast aan een terras of balkon en kunnen geheel worden opengezet, zodat patiënt met bed en al naar buiten kan worden gereden.

Het flatblok waarin ik woon is een voorbeeld van de revival van het modernisme in de jaren tachtig in Oost-Europa. De afbakening tussen mijn ruimte en de buiten-lucht is geheel uit glas en alle delen kunnen ook worden opengezet. Alleen jammer dat ik op de eerste verdieping woon en dat er geen balkon aan grenst. Ook jammer dat het principe lucht hier wel erg vrij is vertaald. Ik zal nog even in het woordenboek controleren of in het Pools de woorden lucht en tocht misschien identiek zijn.

Jop

naschrift 2014: De Spaanse architect is Ricardo Bofill